Hij onderscheidt zich van de meeste soorten door zijn behaarde neus en verschilt van de reuzenkangoeroe voornamelijk door zijn bruine vachtkleur. Hij is vooral 's nachts actief, wanneer hij zich voornamelijk voedt met gras, maar soms eet hij ook bladeren van struiken of knabbelt aan lage bomen. De grote kangoeroe bereikt een lichaamslengte van 90 centimeter tot 1,4 meter, zijn staart is ongeveer 75 centimeter lang en meet maximaal één meter. Het gewicht van volwassen dieren varieert aanzienlijk en is afhankelijk van het geslacht, waarbij vrouwtjes de lagere limiet bereiken en mannetjes de hogere limiet (20-75 kg). Tijdens de voortplantingstijd is de grote kangoeroe agressief en vechten de mannetjes met elkaar om vrouwtjes, voedsel en rustplaatsen. De dracht bij de grote kangoeroe duurt gemiddeld ongeveer 36 dagen. Het pasgeboren jong is echter bij de geboorte zeer onderontwikkeld - het is kaal, blind en mist achterpoten. Het klampt zich met zijn klauwen vast aan de moeders vacht en klimt alleen met behulp van zijn reuk- en tastzin naar haar buidel (mannetjes hebben geen buidel), waar het zich hecht aan de melkklier. Rond de 7e maand steekt het jong zijn hoofd uit de buidel, proeft gras, maar als het in gevaar is, kruipt het meteen terug in de buidel. In het eerste jaar graast het al met de anderen, kruipt niet meer terug in de buidel, maar blijft dicht bij de moeder tot het 2e jaar.